Abstract
In Nederland wordt jaarlijks besloten of de AOW-leeftijd wordt verhoogd. Deze verhoging gaat vijf jaar na de aankondiging in en wordt sinds 2019 gebaseerd op de prognose van de restende levensverwachting van de totale bevolking op 65-jarige leeftijd. Een vraag die hierbij opkomt: kunnen en willen alle Nederlanders doorwerken tot die hogere AOW-leeftijd?
In dit onderzoek kijken we naar het verschil in arbeidsmarktparticipatie tussen opleidingsgroepen na de stapsgewijze verhoging van de AOW-leeftijd van 65 naar 66 jaar tussen 2013 en 2018. Aan de hand van de registergegevens van het CBS beschrijven we de arbeidsmarktstatus van deze zogenaamde 65-pre-AOW’ers, uitgesplitst naar laag-, middelbaar- en hoogopgeleiden.
Ons onderzoek laat zien dat in de periode 2013-2018 de 65-pre-AOW’ers gemiddeld minder dan 30 procent van de tijd tussen de 65ste verjaardag en de nieuwe AOW-leeftijd werkzaam doorbrachten. Er zijn grote verschillen in arbeidsmarktstatus tussen de opleidingsgroepen. Laagopgeleiden brachten een geringere tijd werkzaam door. Van hen had een kleiner aandeel pensioen en een groter aandeel een werkloosheids-, bijstands- of arbeidsongeschiktheidsuitkering. Voor vrouwen kwam daar nog de categorie ‘zonder inkomen uit werk, pensioen of een uitkering’ bij. De verschillen tussen de opleidingsgroepen waren voor mannen het grootst voor
de categorie ‘arbeidsongeschiktheid’ en voor vrouwen voor de categorie ‘zonder
inkomsten uit werk, pensioen of uitkering’. De opleidingsverschillen waren groter voor de recentere cohorten dan voor de eerdere cohorten.
In dit onderzoek kijken we naar het verschil in arbeidsmarktparticipatie tussen opleidingsgroepen na de stapsgewijze verhoging van de AOW-leeftijd van 65 naar 66 jaar tussen 2013 en 2018. Aan de hand van de registergegevens van het CBS beschrijven we de arbeidsmarktstatus van deze zogenaamde 65-pre-AOW’ers, uitgesplitst naar laag-, middelbaar- en hoogopgeleiden.
Ons onderzoek laat zien dat in de periode 2013-2018 de 65-pre-AOW’ers gemiddeld minder dan 30 procent van de tijd tussen de 65ste verjaardag en de nieuwe AOW-leeftijd werkzaam doorbrachten. Er zijn grote verschillen in arbeidsmarktstatus tussen de opleidingsgroepen. Laagopgeleiden brachten een geringere tijd werkzaam door. Van hen had een kleiner aandeel pensioen en een groter aandeel een werkloosheids-, bijstands- of arbeidsongeschiktheidsuitkering. Voor vrouwen kwam daar nog de categorie ‘zonder inkomen uit werk, pensioen of een uitkering’ bij. De verschillen tussen de opleidingsgroepen waren voor mannen het grootst voor
de categorie ‘arbeidsongeschiktheid’ en voor vrouwen voor de categorie ‘zonder
inkomsten uit werk, pensioen of uitkering’. De opleidingsverschillen waren groter voor de recentere cohorten dan voor de eerdere cohorten.
Translated title of the contribution | Labour market status between the 65th birthday and the statutory retirement age: differences between educational groups. |
---|---|
Original language | Dutch |
Journal | Netspar Design Paper |
Volume | 199 |
Publication status | Published - Nov 2021 |